Christus, koning van het heelal (vier-en-dertigste en laatste zondag van het jaar): psalm 23

Evenals op zondag 28 is psalm 23 de antwoordpsalm maar dan zonder vers 4 ( waarin het gaat over doodsdreiging, waardoor de psalm op zondag 28 bijzonder passend is). Het thema van de herder verbindt de psalm met de eerste lezing (Ezechiël 34,11-12.15-17) en ook nu wordt er met behulp van het gebed van de enkeling ( “De Heer is mijn herder”)  reageert  op een profetie die de collectiviteit van het volk betreft: “Zo spreekt God de Heer: Ik zoek mijn kudde op en bezoek mijn eigen schapen. Zoals een herder omziet naar zijn kudde..”

Maar in de profetie heeft niet alleen het lot van de kudde als collectief de aandacht maar ook specifieke gevaren per schaap afzonderlijk: het schaap dat vermist wordt of verdwaald is, gewond of ziek is. De identificatie van de enkeling, die bidt in de eerste persoon enkelvoud, met degenen waarvoor de Heer zelf een goede herder zal zijn ligt dan voor de hand. Omdat in de profetie de zorg van de Heer-herder zich ook uitstrekt tot de onderlinge verhouding van de schapen (“Ik zal recht doen aan het ene dier tegenover het andere, tegenover ram en bok”) springt in het antwoord vooral vers 3b in het oog. “Mijn schreden leidt Hij langs rechte paden omwille van zijn Naam.” Dit kan dan op twee manieren worden uitgelegd: op rechte paden lopen omdat de ander aan mij recht doet of/en zelf rechtvaardig weten te handelen t.o.v. de naaste. In beide gevallen maakt God-Herder zijn Naam waar: de Heer is het, de Heer, die daadwerkelijk en weldadig aanwezig is bij zijn volk en bij ieder lidmaat van dat volk.