Dertiende zondag door het jaar: psalm 89

Een welgestelde vrouw uit Sunem , die buitengewoon gastvrij is voor de profeet Elisa, mag, terwijl haar man toch reeds oud is, van de profeet de belofte in ontvangst nemen dat haar toekomst verzekerd is: “volgend jaar om deze tijd zult u een zoon aan uw hart drukken”. Op deze eerste lezing (twee fragmenten uit het tweede boek der Koningen: 4,8-11.14-16a) reageren we met enkele verzen genomen uit de omvangrijke psalm 89: 2-3.16-19. De onwrikbare trouw van de Heer mag voor Zijn volk de reden zijn op de Heer zijn vertrouwen te  stellen. Wat van de Heer gezegd moet worden, daaraan krijgt het volk deel. Zijn manifestaties( “Het licht van uw gelaat”, “Uw naam”, “uw gerechtigheid” uit vers 16-17) missen hun uitwerking niet op het zelfbewustzijn van het volk: “onze roem”, “onze sterkte”, wij “een groot en machtig volk”, “ons schild” namelijk “onze koning” (vers 18-19).

Psalm 89 in zijn geheel getuigt overigens van de prangende vraag van een volk dat weet heeft van Gods machtige manifestatie in Zijn schepping maar dat tegelijkertijd in de eigen geschiedenis mislukking ervaart. In de antwoordpsalm komt dit thema niet tot zijn recht maar ook in de eerste lezing blijft het gemis in het leven van de rijke vrouw impliciet: zijn klaagt bij de profeet haar nood niet. Zij is alleen maar gastvrij, maar dat brengt haar onverwacht toekomst.