Elfde zondag door het jaar: psalm 100

In psalm 100 hebben we te doen met een loflied waarin twee keer een oproep klinkt (vers 1-2 en vers 4 ), telkens gevolgd door een motivering. Doordat de liturgische antwoordpsalm vers 4a weglaat verdwijnt de oorspronkelijke context van de psalm wat uit het zicht: “Ga zijn poorten binnen om Hem te danken, ga zijn voorhof binnen om Hem te loven”. Maar zo past de psalm beter als antwoord op wat we in de eerste lezing gehoord hebben. Mozes krijgt op de berg in de Sinaï woestijn van de Heer te horen dat hij aan het volk moet zeggen: “Als gij aan mijn woord gehoorzaamt en mijn verbond onderhoudt, dan zult ge – hoewel de hele aarde Mij toebehoort – van alle volken op bijzondere wijze mijn eigendom zijn. Gij zult mijn priesterlijk koninkrijk en mijn heilig volk zijn”. Na dit gehoord te hebben ervaren we in de antwoordpsalm vers 3 (in feite het motief bij de eerste aansporing) als kern: “waarlijk: De Heer is God. Hij is de Schepper en meester, wij zijn kudde en volk”.