Negentiende zondag door het jaar: psalm 85

De antwoordpsalm omvat vers 9-14. Dis is deel drie van psalm 85, gemarkeerd doordat in vers 9 wordt overgegaan van de eerste persoon meervoud naar de eerste persoon enkelvoud. In vers 9 veroorlooft de redacteur van de antwoordpsalm zich een dubbele vrijheid. Vers 9b wordt weggelaten en in vers 9a “Aanhoren zal ik wat God zegt” wordt vanuit de Septuaginta “tot mij” toegevoegd (sommige vertalingen voegen “tegen ons” in; dat geeft een goede parallel met vers 9b, waar immers staat: “tot zijn volk, tot zijn vromen. Laat ze niet terugvallen in de dwaasheid !”).

Doordat de antwoordpsalm met vers 9 in deze vorm opent, sluit hij overigens goed aan bij de eerste lezing waarin verteld wordt over de profeet Elia, die bij de Horeb komt, de berg van God, en daar in het suizen van een zachte bries de aanwezigheid van de Heer bevroedt ( 1 Koningen 19,9a.11-13a). Elia die voor zijn leven moet vrezen en veiligheid zoekt in de woestijn, wordt gesterkt door wat hij de Heer hoort zeggen, en gaat het bij zijn tijdgenoten met hernieuwde ijver opnemen voor de Heer.

Uit de verzen 11-14 van de antwoordpsalm wordt ons duidelijk wat het ware geloof behelst. De gerechtigheid die mensen onder elkaar zullen betrachten is het teken dat de Heer weer bij ons is komen wonen en die komst wordt op de voet gevolgd door voorspoed in het land. Vers 13-14: “Dan zal de Heer ons zijn zegen schenken en draagt ons land rijke vrucht. Dan zal voor Hem uit gerechtigheid gaan en voorspoed zijn schreden volgen”.