Vijftiende zondag door het jaar: psalm 65

Uit psalm 65 dient de derde strofe : 10-14 als antwoordpsalm bij een lezing uit de profeet Jesaja (55,10-11), waarin het woord dat komt uit de mond van de Heer wordt vergeleken met regen en sneeuw die uit de hemel vallen, de aarde drenken en dan pas daar terugkeren. “Het woord keert niet vruchteloos naar Mij terug; het keert pas wanneer het Mijn wil heeft volbracht en zijn zending heeft vervuld.”

Psalm 65 is opgebouwd uit drie strofen waarvan de eerste twee lofprijzingen zijn van God, resp. gever van de eredienst en behoeder van schepping en geschiedenis. De derde strofe is een smeekbede tot God, gever van zegen en regen.  De gang van zaken in landbouw en veeteelt wordt op de voet gevolgd. Regen op de akkers, zegen voor het zaad, dauw op de steppen, “de beemden dragen een kleed van kudden” en tenslotte: “de dalen een deken van graan”. Al deze vruchtbaarheid en overvloed spreekt voor zich: “het is al jubel en lofzang”. En zo komt hier die terugkeer naar de hemel tot stand.