Palmzondag : psalm 22

De psalm, zoals hij in verkorte vorm als antwoord op de eerste lezing in het missaal staat, opent niet met de eerste woorden van de psalm : “Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten” (overbekende woorden, in Jezus’mond op het moment van de kruisiging). Want in de antwoordpsalm reageren we op de lezing uit Jesaja (50,4-7), waar – tegen het eind van de ballingschap – een vastberaden profeet (“ik weet, dat ik niet te schande zal worden”) aan het woord is, die blijkbaar om zijn woord gerechtelijk vervolgd werd en zich niet verzette toen men hem de baard uitrukte en men hem bespuwde. In de psalm staan woorden die dit perfect reflecteren: “zij lachen met mij”, “zij dobbelen om mijn kleren”. Maar ook hier die vastberadenheid: “Ach Heer, houd u niet ver van mij” (vers 12), “Uw naam zal ik verheerlijken onder mijn broeders”(vers 23).