34ste en laatste zondag door het jaar, Christus Koning van het heelal: psalm 93

Psalm 93 is een korte psalm van slechts 5 verzen. Hij komt in zijn geheel terug in de drie strofen van de tussenzang. Maar de bijbeltekst is enigszins aangepast, beknopter gemaakt, zodat hij zich kan voegen in de strofe vorm.

Uit vers 1 komen de eerste drie regels van stofe 1

De Heer is koning, met luister omkleed,
Met macht heeft de Heer zich omgord.
Zo vast als de aarde, onwankelbaar.

Maar vers 2 van de psalm is geschikt gemaakt om te kunnen dienen als de vierde regel van strofe 1.

De bijbeltekst luidt:

En van oudsher staat uw troon
U bent al van eeuwigheid.

De stroferegel luidt:

Zo vast staat uw troon door de eeuwen

Zo gaat van vers 3 de literaire vormgeving van opkomende golven enigszins verloren nu het vers de eerste 2 regels vormt van strofe 2.

 De bijbeltekst luidt:

De vloed kwam omhoog, o Heer,
De vloed kwam bruisend omhoog,
De vloed kwam omhoog met donderende golven.

De stroferegels luiden:

De golven rijzen steeds hoger, Heer,
De golven met dreunend geweld.

Intussen is wel duidelijk hoe we met deze psalm antwoord geven op datgene wat ons in de eerste lezing ten aanhoren is gebracht. In Daniel 7,13-14 maakt Daniel gewag van een nachtelijk visioen, “waarin hij met de wolken des hemels iemand ziet aankomen die op een mens geleek”. De koninklijke macht die hem voor de troon van God wordt overhandigd is universeel, onverwoestbaar en eeuwig. De openingsstrofe van de tussenzang is hiernaar een directe verwijzing.

De derde strofe, ontleend slechts aan vers 5, omvat maar 2 regels. Hierin wordt verwezen naar het ethische fundament van dit koningschap en naar de tempel als de plaats waar het thuis is.

Strofe 5:

Betrouwbaar is alles wat Gij betuigt
Uw huis zij heilig in lengte van dagen.