Achtste zondag door het jaar: psalm 103

In de driejarige cyclus komt psalm 103 vaak voor als antwoordpsalm: 6 keer. De antwoordpsalm is een collage van 3 fragmenten uit de 22 verzen tellende canonieke psalm.

Vers 1-4 is een oproep van de bidder aan zichzelf (“mijn ziel”) de Heer te verheerlijken om Zijn weldaden. “Hij is het die u uw schulden vergeeft, die u geneest van uw kwalen. Hij is het die u van de ondergang redt, die u omringt met zijn gunst en erbarmen” (3-4).

De vergevingsgezindheid van de Heer t.o.v. Zijn volk is zelfs groter dan men menselijkerwijs in een schuldverhouding zou kunnen verwachten. Dat wordt uitgesproken middel vers 8-9 en op nog een andere manier in vers 12-13. In vers 12 met behulp van een beeld ontleend aan de kosmos (“zover als de afstand van oost tot west”), in vers 13 met een beeld ontleend aan het gezin: “Zozeer als een vader zijn kinderen liefheeft, zozeer heeft de Heer zijn dienaren lief”.  

Ook de eerste lezing is een collage van tekstfragmenten. Uit hoofdstuk 2 van Hosea worden 2 halve verzen (16b en 17b) en een strofe van 2 verzen (21-22) geciteerd. Het volk Israël wordt als vrouw voorgesteld: eerst als moeder en vervolgens als bruid. De kinderen van Israël zullen leren weer gewillig te zijn en ervaren dat God in onverbrekelijke trouw met hen verbonden is: “dan zult gij de Heer leren kennen”. 

Het moge duidelijk zijn dat de antwoordpsalm de thematiek herneemt. De bereidheid van God het opnieuw te wagen met zijn halsstarrig volk is onvoorstelbaar groot.