15de zondag door het jaar: psalm 85

Merkwaardig is dat in vers 9, waarmee de tussenzang begint en waarin de bidder een open oor zegt te hebben voor het woord dat de Heer spreekt, dat dit spreken van de Heer “tot mij” gericht is en niet zoals in bijbeltekst zelf  “tegen ons” (“tot het volk, tot zijn getrouwen”). De tekst van vers 9 lijkt aangepast en passend gemaakt om te dienen als vervolg op de laatste zin uit de voorafgaande lezing (Amos 7,12-15). Vers 15, waar Amos in zijn antwoord aan de priester Amasja, verwijst naar de manier waarop zijn roeping als profeet tot stand is gekomen: “Maar de Heer heeft mij achter mijn beesten weggehaald en het is de Heer die mij gezegd heeft: trek als profeet naar mijn volk Israel.”

De bidder van de tussenzang weet zichzelf  gelijk aan de profeet, als iemand die persoonlijk openstaat voor het woord van de Heer en beseft dat de Heer uit is op verzoening tussen Hemzelf en Zijn volk.

Uit de 5 resterende verzen van de psalm (10-14) is de rest van de tussenzang gevormd. De nadruk ligt op het herstel van de goede verhouding tussen God en zijn volk (“zijn glorie komt weer bij ons wonen”). Er wordt niet alleen een beeld gebruikt ontleend aan de landbouw economie: “trouw die uit de aarde ontspruit”, maar die economie zelf als dagelijkse werkelijkheid maakt onderdeel uit van het algehele herstel dat de Heer door zijn terugkeer tot stand brengt. Strofe 3 (vers 13-14) “Dan zal de Heer ons zijn zegen schenken en draagt ons land rijke vrucht. Dan zal voor de Heer uit gerechtigheid gaan en voorspoed zijn schreden volgen”. In deze wereld is de veehoeder en vijgenkweker uit de eerste lezing thuis.