16de zondag door het jaar: psalm 23

Bij de samenstelling van de drie strofen waaruit de tussenzang bestaat werd vers 3 van de psalm  tussen strofe 1 en strofe 2 opgedeeld op grond van een verschil in thema: “water” resp. “weg”. Strofe 1: “De Heer is mijn herder, niets kom ik te kort;Hij laat mij weiden op groene velden. Hij brengt mij aan water, waar ik kan rusten, Hij geeft mij weer frisse moed”.  Strofe 2: “Mijn schreden leidt Hij langs rechte paden omwille van zijn Naam. Al voert mijn weg door donkere kloven, ik vrees geen onheil waar Gij mij leidt.” In de derde strofe van de tussenzang, gevormd uit vers 6a en 6b van de psalm, wisselt het beeld van herder-schaap naar gastheer-gast. “Voorspoed en zegen verlaten mij nooit elke dag van mijn leven. Het huis van de Heer zal mijn woniung zijn voor alle komende tijden”.

Met deze woorden (selectie van woorden) uit psalm 23 – een vertrouwenspsalm waaruit een sterke overtuiging spreekt – reageren wij in de liturgie op de eerste lezing genomen uit de profeet Jeremia. Er is een opvallend verschil tussen de profetentekst en de psalmtekst. In de profetentekst presenteert zich de Heer zelf  als de ware herder en bovendien betreft zijn herderschap de collectiviteit van het hele volk. In de psalm daarentegen zegt een biddend individu : “De Heer is mijn herder”.

De antwoordpsalm opent in de laatste regel van strofe 3 een niet nader bepaald perspectief : “voor alle komende tijden”. Ook de eerste lezing eindigt met een toekomstperspectief, maar dan van zeer specifieke aard. “Geloof mij, de tijd komt – godsspraak van de Heer – dat ik een wettige afstammeling van David doe opstaan; hij zal hen met bekwaamheid regeren en het land rechtvaardig en eerlijk besturen. In zijn tijd wordt Juda bevrijd, leeft Israel veilig. En dit is de naam die men hem geeft: de Heer, onze gerechtigheid”.

Het huis van de Heer, dat mijn woning zal zijn, is dus een rechtvaardig bestuurde samenleving, waar vrijheid en veiligheid heerst.