Geboorte van Johannes de Doper (24 juni): psalm 139

De antwoordpsalm, die is opgebouwd uit enkele verzen van psalm 139, namelijk 1-3 en 13-15, begint met twee werkwoorden “kennen”en “doorschouwen”, die in andere vertalingen in omgekeerde volgorde staan: onderzoeken/doorgronden, resp. kennen. Begrijpen we deze regel als een opschrift boven wat volgt  dan heeft het “doorschouwen” betrekking op 2-3 waarin het gaat over de persoonlijke gedragingen van de mens en wordt met “kennen”vooral de aandacht gevestigd op het geschapen zijn van de mens, maar dan van binnenuit gezien: fysiek (vanaf de moederschoot) en psychisch. De schepper kent zijn schepsel. Hierover gaat het in 13-15, waarbij in 14 de uitroep klinkt: “Ik dank U voor het wonder van mijn leven, voor alle wonderwerken die Gij gemaakt hebt”. 

De psalm in zijn geheel betuigt op welsprekende wijze het kostbare bezit van wijsheid m.b.t. Gods tegenwoordig zijn aan de mens. In de eerste lezing uit Jesaja 49,1-6 vinden we een bijzondere vorm van die tegenwoordigheid. Een ons verder niet bij naam bekende profeet (“dienaar van Jahweh”) bericht over zichzelf en bevestigt zijn roeping door de Heer. “Vanaf de moederschoot” is het beeld waarmee hij zijn bestemming van Godswege aanduidt. Deze profeet, die tegenstand moest overwinnen, speelt een rol bij de terugkeer uit de ballingschap, maar in dat optreden ten gunste van het uitverkoren volk is hij door de Heer aangesteld tot licht van de heidenvolken.