Gedaanteverandering van de Heer (6 augustus): psalm 97

Psalm 97 komt drie keer voor in het driejarige liturgie rooster voor zon- en feestdagen:Kerstmis dageraadsmis, 7de zondag van Pasen C, en op het feest van 6 augustus. De selectie die uit de 12 verzen tellende psalm wordt gemaakt varieert telkens.

Reagerend op de lezing uit Daniel (7,9=10.13-14) herneemt de tussenzang de thematiek van het goddelijke koningschap. In het visioen van Daniel ontvangt “iemand die op een mens geleek” van de hoogbejaarde die op de troon zit dit koningschap. “Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij die nooit vergaat, zijn koninkrijk gaat nooit te gronde”. En de eerste strofe van de tussenzang luidt: “De Heer is koning, de aarde mag juichen, blij zijn de landen rondom de zee” (psalm 97, vers 1).

Bij de bejubeling van de grootse dimensie van dit koningschap wordt niet alleen verwezen naar de kosmos (de aarde, donkere wolken, de wereld, de hemel) en naar geografische gegevens (de landen rondom de zee, bergen, de steden van Juda), tot twee maal toe is het de ethische dimensie van dit koningschap waar aandacht aan wordt gegeven. “Recht en gerechtigheid dragen zijn troon”, “al wat Gij, Heer, hebt verordend”.

In strofe 3 (vers 6 + 8) wordt van vers 8 slechts 8b en 8c geciteerd. Vers 8a (8b is aanvullend parallel) luidt: “Sion hoorde het en was verheugd”. Vers 8a ontbreekt omdat een drie-regelig vers het tekstpatroon zou ontregelen van telkens twee vershelften per vers (lectionarium) en 4 vershelften per strofe (missaal).