Maria Tenhemelopneming 15 augustus : psalm 45

Uit psalm 45 is in de antwoordpsalm een keuze gemaakt van enkele verzen: 10-11.12a.16. De luister van de koning, die in de psalm wordt bezongen, is in deze verzen toegespitst op de vrouwen in zijn omgeving. Prinsessen die hem tegemoet komen, de koningin die naast hem staat, een jonge vrouw uit een ander volk afkomstig die als begerenswaardige bruid aan zijn harem wordt toegevoegd. Met haar hofdames wordt zij met blijdschap en gejuich binnengehaald: zij treden binnen in de koninklijke woning.

In de eerste lezing uit Openbaring ( een vrije compilatie van fragmenten:11,19a;12,1-6a.10ab) gaat het over de woning van God , zijn tempel in de hemel die voor het oog van de ziener opengaat. Er verschijnt een groot teken aan de hemel: een vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon met twaalf sterren. Het is niet de vrouw die naar de koning wordt gevoerd, maar het kind, dat, zodra de vrouw het gebaard heeft, bedreigd wordt, maar behoud vindt bij God en zijn troon. De vrouw vlucht naar de woestijn waar zij veilig is.

De luister van de hemelse koning licht op tegen de achtergrond van de dramatische afwending van het kwaad. “En ik hoorde een stem in de hemel roepen: Nu is gekomen het heil en de macht en het koningschap van onze God en de heerschappij van zijn Gezalfde”.

De psalmtekst begrijpen we nu als de verbeelding van de toekomstige feestelijke ontmoeting van bruidegom (God-Christus) en bruid (de Kerk). Maar de lezing maakt ons duidelijk dat in die ontmoeting een voorgaande ervaring van levensbedreiging besloten ligt.