Derde zondag van Pasen: psalm 4

De tussenzang uit psalm 4 bevat a.h.w. een collage van verzen en versdelen uit psalm 4 in zijn canonieke vorm. Geciteerd worden: vers 2, 4, 7b en 9. De psalm is een gebed waarin het individu uiting geeft aan een klacht en een smeking, maar juist de verzen waarin het indidvidu daarbij in dialoog treedt met “de anderen” ( vijanden, ongelovigen) zijn in de tussenzang weggelaten.

De bidder rekent op een antwoord van God: vers 2: geef mij antwoord, verhoor mijn gebed. Want het is God, die recht verschaft en die redt uit verdrukking. Met groot vertrouwen wordt gebeden, want de Heer begunstigt en verhoort alwie Hem trouw zijn (vers 4 ). In vers 7b staat opnieuw die verbreding naar andere vromen(van enkelevoud naar meervoud): “laat uw licht over ons opgaan” en vers 9 getuigt tenslotte van zorgeloosheid: “Als ik mij neerleg slaap ik gerust, Gij maakt mij vrij van zorgen”.

Het antwoord op de vraag hoe wij met deze gebedswoorden reageren op het thema van de eerste lezing is niet zo evident. De getuigenis  van Petrus over Jezus, door mensen in onwetendheid gedood en door God opgewekt uit de dood, loopt uit op een oproep: “Bekeert u dus en hebt berouw, opdat uw zonden worden uitgewist”.  In psalm 4 wordt de nood waarin het individu verkeerd niet specifiek gevormd door zijn eigen zondigheid. Zodanig dat vers 7b uit de psalm nog het beste past bij het thema van de eerste lezing: “Heer, laat uw licht over ons opgaan”.