Vierde zondag van Pasen: psalm 118

Wederom is psalm 118 de vindplaats voor een selectie van verzen die de tussenzang vormt. Beginvers (1) en slotvers (29) van de psalm functioneren als inclusio ook in deze tussenzang: “Brengt dank aan de Heer, want Hij is genadig, eindeloos is Zijn erbarmen”. Vers 8-9 bevatten een algemene wijsheid: “ het is beter op de Heer te vertrouwen dan op mensen”. En op vers 21, waarin het individu dank brengt voor de gebedsverhoring, volgt de instemming van anderen met deze dank uit vers 23: “Het is de Heer, die dit heeft gedaan, een wonder voor onze ogen”.

Uit vers 26 begrijpen we dat dit danklied (ook vers 28 wordt geciteerd) gefunctioneerd heeft als processielied in de tempelliturgie. Bij zijn intrede krijgt de pelgrim te horen: “Gezegend die komt met de naam van de Heer; wij zegenen u uit het huis des Heren”.

“De naam van de Heer” dat is ook het sleutelwoord in  Petrus’toespraak in Handelingen 4 (de eerste lezing in deze liturgie). Door de naam van de Heer is genezing gebracht voor de gebrekkige.

Maar Petrus ‘ kwalificatie van de Heer Jezus als “ de steen die door u, bouwlieden, niets waard werd geacht..” zou er toe geleid kunnen hebben dat uit psalm 118 ook vers 22 werd geciteerd. Dit is hier niet het geval.