3de Zondag van de Advent: Jesaja 12

In Jesaja 12,1-6 vinden we in de vorm van twee citaten (ingeleid met: “op die dag zult u zeggen”) 2 korte psalmen (of fragmenten van psalmen wellicht) die niet in het boek van 150 psalmen staan maar met sommige daarvan wel elementen gemeenschappelijk hebben. Jesaja 12,1-6 is binnen de proto-Jesaja (1-39) het besluit van een bundel profetische uitspraken (6-12) die in de exegese het Emmanuelboek wordt genoemd (vanwege 7,14: “”Zie, de jonge vrouw is zwanger, en zal een zoon ter wereld brengen, en u zult hem de naam Immanuel geven”).

Het troostvolle dat de uitspraken van deze bundel kenmerkt vindt een samenvattend hoogtepunt in het vooruitzicht dat in Jesaja 12,1-6 geboden wordt. Voor de liturgische tussenzang zijn van genoemde psalmcitaten 3 strofen gevormd door vers 2 te splitsen (1+2a;2b+4;5+6). Vers 3 komt hierin niet voor. In de bijbeltekst zelf valt het buiten de citaten. De profeet is hier, in de directe rede, zelf aan het woord: “En u zult vol vreugde water putten uit de bronnen van de redding”.

Het is niet moeilijk om elementen van overeenkomst te vinden tussen de eerste lezing ( Sefanja 3,14-18a) en de antwoordpsalm. Sefanja, die eveneens in Juda als profeet werkzaam was, maar dan zo’n 100 jaar na Jesaja,  roept Sion en Israël op zich te verheugen (Jesaja 12, 6a “Verheugt u en juicht, gij die Sion bewoont”). Hij voorziet dat een vonnis dat op het volk drukte door de Heer wordt vernietigd (Jesaja 12,1: “”Gij waart toornig op mij, maar nu schenkt Gij troost en vergeving”). Sefanja spreekt over de Heer als over een reddende held (Jesaja 12,2b: Hij toont zich mijn helper en redder”), en hij zegt: “”De Heer, uw God, is bij u” (Jesaja 12,6 besluit het Emmanuelboek met: “”want Israëls Heilige woont in uw midden”).