27ste zondag door het jaar C: psalm 95

In het Lectionarium worden voor deze antwoordpsalm een aantal verzen en versdelen uit psalm 95 geselecteerd. In het Missaal voor Zon en Feestdagen worden zij met elkaar gecombineerd met als resultaat de meest voorkomende vorm van de antwoordpsalm in het missaal :  3 strofen van elk 4 regels.

Vers 1+2, de eerste strofe, bevat een oproep tot lofprijzing van de Heer en opvallend is de rijke variatie in de bewoording: met gejubel begroeten/toejuichen/verschijnen met een lofzang/eren met liederen. In vers 3-5 staat een eerste motivatie tot de lofprijzing, ontleend aan de almachtige positie van Heer “boven alle goden”, maar deze verzen worden in de antwoordpsalm weggelaten. In strofe 2 is met elkaar gecombineerd een tweede oproep om de Heer te eren (vers 6) gevolgd door een motivatie ontleend aan de geschiedenis van God met zijn volk (vers 7).

Strofe 2

Komt, laat ons aanbiddend ter aarde vallen,
Neerknielen voor Hem die ons schiep.
Hij is onze God en wij zijn volk,
Hij is de herder en wij zijn kudde.

Vers 7 c echter wordt in strofe 3 verbonden met 8+9

Luistert heden dan naar zijn stem:
Weest niet halsstarrig als eens in Meriba.
Waar uw vaderen mijn wilden tarten
Ofschoon zijn mijn daden hadden gezien.

De bidder van de psalm – hier toont hij zich een profeet –  roept zijn geloofsgenoten op te luisteren naar de stem van de Heer zelf. Maar ook hier maakt de antwoordpsalm een selectie. Vers 8b (“als in de dagen van Massa in de woestijn”) vervalt en ook voor vers 10 +11 (met de verwijzing naar het veertig jarig verblijf in de woestijn)  is geen ruimte in deze liturgische vormgeving van de tekst.

Naar de stem van de Heer luisteren moet ook de profeet Habakuk (eerste lezing: 1,2-3;2,2-4) wanneer hij in zijn dagen tot wanhoop is gebracht door de omstandigheden. Hij moet een visioen van een betere toekomst op schrift stellen en zal het leven vinden door als een rechtvaardige trouw te zijn aan deHeer.