2de zondag door het jaar: psalm 96

In psalm 96, die 13 verzen omvat, wordt de grootheid van de Heer bezongen. Beter gezegd: het is een oproep dat te doen. In vers 10 staat het kernwoord: “Zegt het de volken: “De Heer is koning”.

De tekst van de antwoordpsalm geeft dit woord – in de derde strofe – met een lichte variatie weer: “zegt tot elkander: de Heer regeert”. In de actueel biddende gemeente van christenen zijn de volken, die biddend Israel in haar psalm op het oog heeft, als het ware al “bereikt”. Nu moeten zij elkaar nog verder overtuigen van het koningschap van de Heer.

De derde strofe (4 regels) kenmerkt zich behalve door een bepaalde tekstselectie ook door een eigen vertaling:

      Gaat Hem aanbidden in heilig gewaad
      Beeft voor de Heer, alle mensen op aarde,

9ab       Buig voor de Heer naar de aarde,
             Als Hij verschijnt in zijn heiligheid  
             Heel de aarde, sidder voor Hem

       Zegt tot elkander: de Heer regeert !
       De volken bestuurt Hij met billijkheid

10 abc   Zeg het de volken: “De Heer is koning;
             de aarde staat vast, onwankelbaar vast;
             Hij bestuurt de volken naar recht en gerechtigheid”

Terwijl de bewoording van de antwoordpsalm verwijst naar het liturgische (kleding, gebaar en woord),  raakt de kosmische onderbouwing van dit koningschap in de oorspronkelijk bijbelse bewoording op de achtergrond: de aarde, die siddert en vaststaat, ontbreekt.    

Strofe 1 is gevormd uit vers 1 en 2: de rechtstreekse oproep aan alle landen om alle dagen een nieuw loflied te zingen. Strofe 2 is samengesteld uit vers 3 (de oproep aan biddend Israel de volken te benaderen met een getuigenis omtrent haar Heer) en vers 7+ 8a (wederom een rechtstreekse oproep aan de volken om hulde te brengen).

Met de antwoordpsalm reageren we op de eerste lezing uit de profeet Jesaja (62,1-5). Daarin gaat het inderdaad om een wereldwijde erkenning van wat de Heer deed voor Sion: herstel na de ballingschap.