13de Zondag door het jaar: psalm 16

De tussenzang is samengesteld uit 4 strofen. Strofe 1 omvat 1b + 2a + 5 (vers 3 – 4, moeilijk te begrijpen en te vertalen, zijn niet opgenomen). Indien de vertaling van vers 5 genomen zou zijn uit de NBV, dan zou ook in de tweede helft van deze strofe de rechtstreeks tot God gerichte spreekrichting gehandhaafd zijn gebleven : “Eeuwige, mijn enig bezit, mijn levensbeker / U houdt mijn lot in handen” (NBV). Nu, in de versie van het missaal, luidt het vers: “De Heer is mijn erfdeel, mijn dronk uit de beker / Hij heeft mijn lot in zijn hand”. De bidder spreekt op deze manier de overtuiging uit waarop zijn bede in vers 1a en zijn belijdenis in 2a gebaseerd zijn: “Behoed mij, God, tot U neem ik mijn toevlucht; / Gij zijt mijn Heer, ik erken het”. 

In strofe 2 ( vers 7 + 8) bevestigt de bidder zijn dankbaarheid voor de altijd durende bijstand van de Heer en ook zijn standvastige levenshouding die daarmee correspondeert. In strofe 3 ( vers 9+10) brengt de bidder eerst onder woorden dat daarmee zorgeloosheid gepaard gaat om vervolgens opnieuw zich rechtstreeks tot God te richten met een woord van erkenning. “Daarom ben ik vrolijk en blij van geest,/daarom kan ik rustig gaan slapen. Mijn ziel laat Gij niet aan het dodenrijk over,/Gij levert uw dienaar niet uit aan het graf”.

Strofe 4 ten slotte ( 3 regels i.p.v. de gebruikelijke 4) bestaat uit slechts 1 vers: vers 11. Kernwoord is hier: “de weg van het leven”. Het is deze weg waarop de Heer de mens geleidt en waardoor Deze de mens vreugde en geluk brengt. Dit is de vaste overtuiging die de bidder ten overstaande van de Heer zelf uitspreekt.

De tussenzang vertolkt de resoluutheid, waarmee Elisa (de geroepene) de dienaar wordt van de profeet Elia (de roepende), als wiens opvolger hij door de Heer was aangewezen (eerste lezing: 1 Koningen 19,16b.19 – 21).