19de zondag door het jaar: psalm 33

Vertrouwen dat niet beschaamd wordt, want beantwoord wordt dan wel voorafgegaan door barmhartigheid van Godswege, zo’n uitwisseling van barmhartigheid en vertrouwen is de inhoud van de bede waarmee de antwoordpsalm in strofe 3 besluit. Het betreft vers 22 van psalm 33:

Geef ons dus, Heer, uw barmhartigheid,
Zoals wij op U vertrouwen.

Deze bede besluit een antwoordpsalm die om te beginnen een oproep is tot lof van God en zalig prijzen van zichzelf. Strofe 1 (samengesteld uit vers 1 en 12):

Jubelt, gerechtigen, voor de Heer,
Wie vroom is dient Hem te loven.
Zalig het volk dat de Heer heeft als God,
De natie door Hem tot zijn erfdeel gekozen.

Het onvervreemdbare bezit zijn van de Heer, daaraan vertrouwen ontlenen voor het naakte bestaan wordt in strofe 2 (vers 18+19) aldus verwoord:

Maar het is God die zijn dienaars bewaakt,
Hen die op zijn gunst vertrouwen.
Dat Hij hen redden zal van de dood,
Bij hongersnood hen zal voeden.

In strofe 3 wordt dit , alvorens te besluiten met boven geciteerde bede, eerst ten overvloede herhaald met behulp van vers 20:

Daarom vertrouwt ons hart op de Heer,
Is Hij ons een schild en helper.

“Vertrouwen” dat is het sleutelwoord. Het betreft het vertrouwen van de rechtvaardigen. Het woord komt drie keer voor in de antwoordpsalm en verwijst naar wat verhaald wordt in de eerste lezing uit het boek Wijsheid 18,6-9. Hier wordt herinnerd aan het moment van de uittocht uit Egypte, toen de beloften waarop het volk vertrouwde in vervulling gingen en men gered werd uit de greep van de vijand, terwijl men het goede met elkaar deelde.