HH.Petrus en Paulus (29 juni) : psalm 34

In vers 8 van de psalm is sprake van een engel van God, die een veiligheidsmaatregel treft “om elk die God vreest te beschermen”. Het vinden van veiligheid is ook nog de thematiek van vers 9. Gelukkig wordt geprezen hij “die zijn heil zoekt bij Hem”. Hier wordt ook wel  – pregnanter – vertaald: “die bij Hem schuilt”. Hoe dan ook, het is duidelijk dat de beschermengel de verbinding vormt met de eerste lezing, waar  in Handelingen 12,1-11 wordt gelezen hoe bij Petrus, die in Herodes’gevangenis aan twee kettingen vastgebonden tussen twee soldaten ligt te slapen, plotseling een engel des Heren staat die hem toeroept vlug op te staan.

In de antwoordpsalm worden uit de alfabetische psalm 34 vers 2-9 geciteerd en dit gedeelte van de psalm – de eerste acht letters van het alfabet – is het loflied van de enkeling die anderen wil betrekken in zijn vreugde om de van Godswege ondervonden gunst. De Heer dient verheerlijkt te worden en voortaan hebben hen die roepen in hun nood de zekerheid dat de Heer naar hen luistert.