5de zondag van Pasen: Psalm 145

De Handelingen van de Apostelen is slechts voor een oppervlakkige waarnemer een sociologische beschrijving van de prille groei van de kerk. Op elk moment vindt er een theologische duiding plaats van de gang van zaken. In hoofdstuk 14,21-27, de eerste lezing van deze zondag wordt verhaald over een gedeelte van een van de zendingsreizen van Paulus. Het gaat over: “het Rijk Gods dat toegankelijk is” voor leerlingen die in het geloof volharden, over “toevertrouwd worden aan de Heer” waarin zij nu geloofden, over scheep gaan “aan Gods genade toevertrouwd”, over “alles wat God met hun medewerking tot stand gebracht had”en over de poort van het geloof die “Hij voor de heidenen had geopend”.

De verzen die uit psalm 145 zijn gekozen voor de tussenzang zijn een passende reactie. Strofe 1 (vers 8+9) biedt immers een reeks van niet minder dan 6 kwalificaties van de Heer als nabije God: vol liefde en medelijden, lankmoedig en zeer goedgunstig, bezorgd voor ieder, en barmhartig voor al wat Hij maakte. Strofe 2 (10+11) bevat in de eerste twee regels een verwijzing naar het daadwerkelijke optreden van de Heer. In de tweede helft van deze strofe spreekt de psalm over Gods koningschap en aan dit thema is ook de derde strofe gewijd: vers 12+13.

Psalm 145 is met zijn 21 verzen een alfabetisch loflied. De literaire vorm, waarbij het de letters van het alfabet zijn die achtereenvolgens het begin van de opeenvolgende verzen aangeven, correspondeert in dit geval perfect met de inhoud. Men komt geen woorden te kort om volledig te zijn in de beschrijving van Gods grootheid en goedheid.