7de zondag van Pasen: Psalm 97

De tussenzang uit psalm 97 is ook weer een – voor vele tussenzangen typische – collage: verzen en versdelen worden geselecteerd. Strofe 1 (4 regels) wordt gevormd door vers 1+2. Strofe 2 (4 regels) is een combinatie van vers 6 en 7c+8a, strofe 3 (slechts 2 regels, ongebruikelijk) bestaat slechts uit vers 9.

De spreekrichting van dit loflied kent een opvallende structuur. Overheersend is de richting kenmerkend voor een belijdenis die afgelegd wordt ten overstaan van anderen: “De Heer is koning…(vers 1a), …De Heer heeft iedereen lief…(vers 10a). Maar twee keer wordt deze richting onderbroken door rechtstreekse aansprekingen. In vers 9: “Want heel de aarde staat onder uw macht, Gij zijt de hoogste der goden”. En in vers 12 (het slotvers) worden departicipanten in het loflied aangesproken: “Rechtvaardigen, verheug u over de Heer…”. 

Dit loflied op de Heer van Israel bevat een kritiek op de verering van goden door de volken, temidden waarvan Israel leeft.

De Heer onttroont die goden.Wolken,duisternis,vuurgloed,bliksem,bergen,zon…die kosmische elementen zijn niet goddelijk in zichzelf, maar manifestaties van de goddelijkheid van de ene Heer. En daar mag Israel, juist op de plek waar de Heer wordt vereerd, blij om zijn.  Vers 7c +8a in strofe 2: “Voor Hem werpen alle goden zich neer: de Sion verneemt het met vreugde.” Terwijl de goden onttroond zijn zetelt de Heer Koning op Zijn eigen troon. Vers 2 (in strofe 1): “Donkere wolken vormen zijn lijfwacht, recht en gerechtigheid dragen zijn troon”.

Het motief dat tussenzang en eerste lezing (Handelingen 7,55-60) met elkaar verbindt treffen we in strofe 2, vers 6: “De hemel verkondigt zijn heiligheid en alle volken aanschouwen zijn glorie”.

In de lezing wordt verhaald hoe Stefanus, vervuld van de heilige Geest, naar de hemel staart en Gods heerlijkheid ziet en Jezus staande aan Gods rechterhand. En tegenover hen die hem naar het leven staan komt hij ook uit voor wat hij ziet: “Ik zie de hemel open en de Mensenzoon staande aan Gods rechterhand”. Als een advocaat staat Jezus bij Gods troon om de goede zaak van Stefanus te bepleiten. Dit pleidooi wil niet gehoord worden. “Maar zij begonnen luidkeels te schreeuwen, stopten hun oren toe en stormden als een man op hem af”.

In de kracht van diezelfde heilige Geest zingen wij dit loflied op de Heer. De eerste regels van de tussenzang luiden daarbij: “De Heer is koning, de aarde mag juichen, blij zijn de landen rondom de zee”. De lage landen mogen zich aangesproken weten.