Ontstaan parochie H.H. Petrus en Paulus

Rond het jaar 700 landde de Ierse missionaris St. Willibrord met zijn metgezellen op het eiland Walcheren. Zij stichtten een aantal kerkjes en kapellen. De monniken waren vooral geloofsverkondigers.

Omstreeks 1122 kregen de “Reguliere Kanunniken” uit Vormezeele opdracht de verzwakte geloofsijver op Walcheren te versterken. Onder Proost Albaldus vormden zij een kloostergemeenschap en maakten een aanvang met de stichting van een Abdij. Rond 1150 werden zij opgevolgd door de Norbertijnen die de Abdij uitbreidden (het huidige Zeeuws bestuurscentrum). In 1559 werd de abt Nicolaas de Castro benoemd tot bisschop van het bisdom Middelburg.
Bij de intrede van de reformatie in 1579 werden de katholieken uit alle bestaande kerken weggejaagd en viel er een stilte bij hen. Zij konden kerken in een schuilkerk aan de Blauwen dijk aan de rand van de stad. Uiterlijk had deze het aanzien van een pakhuis.
De komst van de Fransen, waarbij de Bataafsche Republiek ontstond, bracht hen weer in het openbaar. Een bestaand kerkgebouw (de Gasthuiskerk) werd hen in 1796 toegewezen, het kerkgebouw aan de Blauwen dijk bleef evenwel de parochiekerk, die hoe langer hoe meer in een bouwvallige toestand verkeerde.
Tijdens een bezoek aan Middelburg van Koning Willem II in 1841 vroegen de pastoor en drie kerkmeesters audiëntie aan bij de Vorst en verzochten tot nieuwbouw van een kerk te mogen overgaan. Zijne Majesteit stelde zich persoonlijk op de hoogte van de desolate toestand, waarin het gebouw verkeerde, en spoorde de pastoor aan besprekingen te openen met het Ministerie van Eeredienst.

1846-1940

In 1846 kon de nieuwe kerk – een z.g. Waterstaatskerk – door de apostolisch vicaris mgr. Baron van Wijckersloot worden geconsecreerd. Een opleving van de katholieke gemeenschap was het gevolg.
Eindelijk beschikten de Middelburgse katholieken over een nieuw kerkgebouw. Bij de intrede van de Reformatie (1578) konden zij hun godsdienstplichten niet in het openbaar vervullen. Rondreizende paters (veelal Jezuïeten) bezochten in het geheim de verspreide kudde van getrouwe katholieken. Soms werden zij betrapt en beschuldigd van “paapse stoutigheden”. Langzamerhand werden zij soepeler behandeld en konden een “schuilkerk’ stichten aan de Blauwedijk (patroonheiligen onbekend). Uiterlijk had dit kerkgebouw het aanzien van een pakhuis, want de wetten lieten niet toe een Godshuis te bouwen, dat zich uiterlijk als zodanig liet kennen. De komst van de Fransen, waarbij de Bataafse Republiek ontstond, gaf verlichting. Zij brachten immers: “Vrijheid, gelijkheid en broederschap”. Dat betekende ook vrijheid van godsdienst en zodoende werd in 1799 de Gasthuiskerk aan de Lange Delft toegewe- zen, de schuilkerk bleef echter de parochiekerk. In de loop der jaren raakte deze in ernstig verval en was hoognodig aan restauratie c.q. vervanging toe. In augustus 1841 bracht Koning Willem II een bezoek aan Middelburg en pastoor Toorenent met enkele kerkmeesters vroegen audiëntie aan bij Zijne Majesteit. Niet alleen ontving de Koning de delegatie, maar wie schetst de verbazing toen hij zich persoonlijk op de hoogte kwam stellen van de desolate toestand, waarin het kerkgebouw verkeerde? Zijne Majesteit beloofde deze zaak aanhangig te maken en spoorde pastoor Toorenent aan besprekingen te openen met het Ministerie van Eredienst. Met betrokkenen, ministerie en gemeente werden contacten opgenomen, plannen werden gemaakt, grond aangekocht in de Lange Noordstraat en vanwege het Minsterie van Waterstaat werd een architect aangewezen, J.Bourdrez, opzichter van deze dienst. Met dit alles was een periode van zes jaar (1840-1846) gemoeid. Maar eindelijk was het zover, op plechtige wijze werd het kerkgebouw aan de Lange Noordstraat geconsacreerd door mgr. Corn. Ludov. Baron van Wijckersloot, “bisschop van Curium”. Zijne hoogwaardige excellentie was “wijbisschop”, en verrichtte uitsluitend wijdingen e.d. en had geen bestuurlijke functie. Zo beschikten wetoen over een eenvoudige “Waterstaatskerk” met de beelden van de “patroonheiligen Petrus en Paulus” aan de voorzijde. Tijdens het pastoraat van pastoor J.J. Brügemann (1906-1936) is het kerkgebouw gerestau- reerd en verfraaid; in 1913 werd het geschilderd en van nieuwe ramen voorzien, boven- dien werden de stoelen vervangen door banken. Een nieuw hoogaltaar werd in 1917 geplaatst, alsmede een nieuwe communiebank in 1925. Op 8 october 1932 consacreerde de bisschop van Haarlem, mgr. J.D.J. Aengenent een nieuw Maria-altaar. Een jaar tevoren had immers het schilderij van Onze Lieve Vrouw van den Polder een ereplaats in de kerk gekregen.

1940-1951

Een periode van oorlog brak aan. Op 10 mei 1940 vielen de Duitse legers ons land binnen. Na enkele dagen (14 mei) capituleerde het Nederlandse leger, echter Zeeland vocht door! Dat hebben we geweten, op 17 mei verschenen Duitse vliegtuigen boven onze stad en bombardeerden het hart van het historische Middelburg, met haar vele schone gebouwen, woningen en zakenpanden. Ook het kerkgebouw viel ten prooi aan deze zinloze daad. Geblakerde muren waren het restant van het geliefde kerkgebouw, dat de voorouders met zorg en liefde bouwden en waarin de parochianen vele gelukkige en troostvolle momenten hadden beleefd. Zij hadden hierin kracht en genade ontvangen. Een onderkomen werd gevonden in het Vincentiushuis/annex Militair Tehuis aan de Bogardstraat/Blindenhoek. Met behulp van enkele vrijwilligers werd het gebouw ingericht als godshuis. Het was behelpen bij het functioneren als kerk, maar ook voor de gezinnen en bedrijven, die onder moeilijke omstandigheden de oorlogstijd moesten doorkomen. Met takels werden de gevelbeelden van de patroonheiligen omlaag gehaald en geplaatst voor de gevel van de noodkerk. Zij verkeerden echter na verloop van enkele jaren in een zeer slechte staat en in 1944 werden zij in gruzelementen geslagen. Plannen voor wederopbouw werden inmiddels gemaakt. Pastoor H.H.Snel, sedert 1944 herder van de parochie, toonde zich een echte “bouw”pastoor. Na de landelijke bevrijding in 1945 trad een periode van algehele wederopbouw aan. Er moest zoveel worden hersteld! Een architect, C.M. van Moorsel werd aangetrokken en deze wist een gebouw te ontwerpen volgens de principes van de Bossche School. De bouw werd gegund aan gebr. van Heeswijk’s aannemers-maatschappij.

Meer informatie over onze huidige kerk vind u hier