Zeventiende zondag door het jaar: psalm 119

“Een geest vol wijsheid en begrip” schenkt de Heer aan Salomo, wanneer deze de vraag van de Heer: “Wat wilt ge dat ik u geef ?” beantwoordt heeft zoals een goede koning past: niet een lang leven, niet rijkdom en evenmin de dood van zijn vijanden, maar inzicht om recht te kunnen spreken. 

Wanneer men een antwoordpsalm moet samenstellen uit psalm 119, heeft men de keuze uit niet minder dan 176 verzen. De keuze die hier gemaakt wordt  past uitstekend in de voorafgaande context van de eerst lezing. In vers 72 horen we immers: “De wet uit uw mond is mij meer waard dan schatten van zilver en goud” en 127 luidt: “Maar ik begeer wat Gij hebt geboden boven het fijnste goud”.

De verzen 129-130 uit psalm 119, die de antwoordpsalm besluiten, reflecteren Salomons begeerte naar wijsheid: “Uitstekend is alles wat Gij verordent, daarom houdt mijn geest daaraan vast. De uitleg van uw woorden geeft klaarheid, schenkt wijsheid aan wie onervaren is”.

Tenslotte. Een mens, die van God “slechts” de wijsheid vraagt om rechtvaardig te zijn, mag er op rekenen nog iets anders te ontvangen. Dit staat in vers 76-77: de troost van Gods erbarmen, Zijn barmhartigheid die leven mogelijk maakt.