25ste zondag door het jaar: psalm 54

Psalm 54 is wat het genre betreft een smeekpsalm van het individu. Het is een korte psalm die dan ook in zijn geheel terug te vinden is in de tussenzang, welke uit drie strofen is opgebouwd. Het laatste vers van de psalm, vers 9, is daarin overigens niet verwerkt. De tekst hiervan luidt: “Uit alle nood bevrijdt Hij mij; met leedvermaak zie ik het lot van mijn vijand”. Men kan zich indenken dat deze woorden in de mond van een christen niet passend worden geacht, gezien de opdracht van de Heer Jezus de vijanden lief te hebben. Maar ook als reactie op de eerste lezing, waarin ongelovigen een vrome willen testen op zijn zachtmoedigheid en verdraagzaamheid, lijkt het niet voor de hand te liggen dat de vrome participant in de liturgie zich identificeert met een bidder die leedvermaak kent. 

De tweede strofe van de tussenzang, vers 5-6 uit de psalm, legt de thematische verbinding met de eerste lezing. Vers 5: “Overmoedigen vallen mij aan, brutaal staan ze mij naar het leven, zonder te denken aan God. Vers 6: “Toch is het God, die mij helpt, de Heer die mijn leven bewaart”. De eerste lezing namelijk: Wijsheid 2,12.17-20, verhaalt van een voornemen bij ongelovigen om de vrome het vuur aan de schenen te leggen wat hij is voor hen een bron van ergernis. Hij is immers een levende aanklacht tegen hun lauwheid.

Met foltering en dood gaan zij heel ver in hun test. “Als de rechtvaardige een zoon van God is, zal God hem te hulp komen en hem bevrijden uit de greep van zijn vijanden”.

Door middel van de tussenzang identificeren wij ons met deze vrome. Een onwankelbaar vertrouwen op de krachtdadige Naam van God  is het houvast. De Naam van God, d.w.z. God in zijn weldadige werkzaamheid, opent en sluit te tekst van de tussenzang. Het is een inclusio.