26ste zondag door het jaar: psalm 146

Eerste lezing (Amos 6,1a.4-7) en antwoordpsalm stellen tegenover elkaar het gedrag van de rijke elite van het volk en de uitoefening van het koningschap van de Heer. De rijke elite in Zuid (“de zorgelozen in Sion”) en Noord (“”de zelfverzekerden op Samaria’s berg”), die het gaat om profijt op korte termijn (“ze eten de lammeren van de kudde op en de kalveren uit de stal”) bekreunen zich niet om de ondergang van het volk. In tegenstelling daarmee “doet de Heer altijd zijn woord gestand”. Met dit vers, vers 6b, opent de antwoordpsalm en samen met  het daarop volgende vers 7 wordt in strofe 1 meteen de toon gezet:

De Heer doet altijd zijn woord gestand,
Verdrukte verschaft Hij recht.
De Heer geeft brood aan wie honger heeft,
De gevangenen geeft Hij de vrijheid.

In de tweede strofe (samengesteld uit vers 8 + vers 9a) gaat de opsomming verder van mensen in nood: blinden, gebrokenen, rechtvaardigen, ontheemden. En ook in de derde strofe gaat de reeks (totaal een 9-tal) nog verder. Deze strofe (9b+c + 10) wordt besloten met de bevestiging van het eeuwige koningschap van de Heer.

De Heer geeft wees en weduwe steun,
Maar zondaars laat Hij verdwalen.
De Heer is koning in eeuwigheid,
Uw God, Sion, heerst over alle geslachten.

De psalm spreekt in vers 10 – het is een verrassende wending – Sion  (en impliciet Samaria) rechtstreeks aan. Dat de Heer de zondaars laat verdwalen wordt in de lezing concreet in het vooruitzicht gesteld. “Daarom gaan zij als eerste de ballingschap in, en is het gedaan met de feesten van hen die daar lui liggen uitgestrekt” (Amos 6,7).

In de antwoordpsalm wordt uit psalm 146 geciteerd vanaf vers 6c. Vers 6c + vers 7 vormt de eerste strofe. Uit vers 8 + 9a bestaat de tweede strofe, terwijl 9bc de derde strofe inleidt, die met vers 10, het slotvers van de psalm, wordt besloten:

“De Heer is koning in eeuwigheid,
uw God, Sion, heerst over alle geslachten”. 

De bidder van de psalm is blijkens vers 1+2 vastbesloten de lof te zingen van “mijn God” en heeft zich vanaf vers 3 gericht tot zijn omgeving om zijn argumenten voor die lofprijzing op te sommen. Vers 10 is het logisch besluit: “mijn God” is in het gebed “uw God” geworden.

Het koningschap van de Heer, d.w.z. de daadwerkelijke aanwezigheid van de Heer bij mensen, wordt vanaf vers 6c met een opvallende reeks van activiteiten geillustreerd. Maar men kan een dubbele reeks onderscheiden: een reeks van mensen die in sociale nood verkeren: 7 categorieen worden genoemd en daarmee verweven een reeks van 3 activiteiten, die meer in het algemeen het koningschap van de Heer aanduiden.

Om met de tweede reeks te beginnen:

Vers 6c   De Heer doet altijd zijn woord gestand.
Vers 8c  De Heer bemint de rechtvaardigen 
Vers 9c   maar zondaars laat Hij verdwalen.

De 7 sociale categorieen mensen waar de Heer goed voor is zijn:

verdrukten (recht),hongerigen (brood),gevangenen(vrijheid), blinden(open ogen),gebrokenen(opgericht),ontheemden(bescherming), wees en weduwe (steun).

Met deze psalmverzen, waarin het koningschap van de Heer naar zijn ware aard wordt bezongen, antwoorden wij op een tekst uit de profeet Amos(6,1a.4-7), waarin het gedrag van de elite van het volk in Zuid en Noord, dat zo contrasteert met dit koningschap, aan de kaak wordt gesteld. “Wee, de zorgelozen in Sion, de zelfverzekerden op Samaria’s berg…..om Jozef’s ondergang bekommeren zij zich niet. ”