
Dinsdag 25 maart 2025
AANKONDIGING VAN DE HEER (MARIA BOODSCHAP) - HoogfeestUit profeet Jesaja 7,10-14.
In die dagen sprak Jesaja tot Achaz:
“Vraag de Heer, uw God, om een teken, hetzij hoog aan de hemel of diep in de hel.”
Maar Achaz antwoordde: “Ik vraag niet om een teken; ik wil de Heer niet op de proef stellen.”
En Jesaja sprak: “Luister dan, Huis van David, is het u niet genoeg mensen te ergeren, dat gij ook mijn God tot ergernis wilt zijn?
Daarom geeft de Heer u ook ongevraagd een teken: Zie, de maagd zal ontvangen
en een zoon baren, en zij zal hem noemen ‘Immanuël’: ‘God-met-ons’.
Psalmen 40(39),7-8a.8b-9.10.11.
Gij hebt geen offer of geschenk gewild,
Gij hebt mijn oor geopend;
Gij vraagt geen brandoffer, geen zoenoffer van mij,
dus zei ik: 'Ja, ik kom!'
Want in de boekrol staat van mij geschreven
dat ik uw wil volbreng.
Mijn God, dat is het wat ik wil,
uw wet staat in mijn hart geschreven.
Aan velen heb ik uw rechtvaardigheid bekendgemaakt,
ik hield mijn lippen niet gesloten, Heer, Gij weet het.
Nooit heb ik uw rechtvaardigheid verborgen in mijn hart,
Ik zwijg niet over uw goedheid,
maar getuig van uw trouw en uw hulp.
In de kring van het volk verheel ik niet
hoe liefdevol, hoe trouw u bent.
Uit de brief aan de Hebreeën 10,4-10.
Broeders en zusters, het is uitgesloten dat het bloed van stieren en bokken kan mensen onmogelijk van hun zonden bevrijden.
Daarom zegt Christus bij zijn komst in de wereld:
‘Offers en gaven hebt u niet verlangd, maar u hebt mij een lichaam gegeven;
brand- en reinigingsoffers behaagden u niet.’
Toen heb ik gezegd: “Hier ben ik,” want dit staat in de boekrol over mij geschreven:
“Ik ben gekomen, God, om uw wil te doen.”
Eerst zegt hij: ‘Offers en gaven hebt U niet verlangd, brand- en reinigingsoffers behaagden U niet’ –
daarmee bedoelt hij de offers die volgens de wet worden gebracht.
Dan zegt hij: ‘Hier ben ik, ik ben gekomen om uw wil te doen,’
waarmee Hij het eerste opheft om het tweede van kracht te doen zijn.
Op grond van die wil zijn wij voor eens en altijd geheiligd,
door het offer van het lichaam van Jezus Christus.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 1,26-38.
In die tijd werd de engel Gabriel van Godswege gezonden naar een stad in Galilea, Nazaret,
tot een maagd die verloofd was met een man die Jozef heette, uit het huis van David; de naam van de maagd was Maria.
Hij trad bij haar binnen en sprak: 'Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u!'
Zij schrok van dat woord en vroeg zich af, wat die groet toch wel kon betekenen.
Maar de engel zei tot haar: 'Vrees niet Maria, want gij hebt genade gevonden bij God.
Zie, gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen, die gij de naam Jezus moet geven.
Hij zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden. God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken
en Hij zal in eeuwigheid koning zijn over het huis van Jakob en aan zijn koningschap zal nooit een einde komen.'
Maria echter sprak tot de engel: 'Hoe zal dit geschieden, daar ik geen gemeenschap heb met een man?'
Hierop gaf de engel haar ten antwoord: 'De heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht heilig genoemd worden, Zoon van God.
Weet, dat zelfs Elisabet, uw bloedverwante, in haar ouderdom een zoon heeft ontvangen en, ofschoon zij onvruchtbaar heette, is zij nu in haar zesde maand;
want voor God is niets onmogelijk.'
Nu zei Maria: 'Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord.' En de engel ging van haar heen.