Zestiende zondag door het jaar: psalm 86

De antwoordpsalm is schijnbaar samengesteld uit een willekeurige selectie van verzen uit psalm 86 in zijn bijbelse vorm: 5-6.9-10.15-16. Maar door deze samenstelling werd een evenwichtige opbouw verkregen. Vers 5-6 is opgebouwd uit twee elementen: een uiting van vertrouwen en een smeekbede. Dit is ook het geval met het slot: vers 15 is een uiting van godsvertrouwen en vers 16 is een smeekbede. Daartussen staan 9-10 waarin de aanspraak van Israëls God op universele draagwijdte wordt verwoord: “eens komen de volken U aanbidden” en de reden daarvan is: “gij zijt de enige God”.

Gods goedheid en genadige barmhartigheid, zijn geduld, mildheid en betrouwbaarheid rechtvaardigen de smeekbede waarin God gevraagd wordt te luisteren en attent te zijn op de bidder en hem kracht te verlenen.

De gerichtheid op de Heer God zelf is in deze psalm centraal. Vaak wordt in psalmen onrechtstreeks tot God gesproken in de derde persoon. Maar deze wijze van aanroepen ontbreekt hier opvallend. En aan de kant van degene die bidt gaat het zuiver om de eenling. Het collectieve “wij”ontbreekt ten ene male.

De antwoordpsalm is een haast volmaakte reactie van ieder van ons persoonlijk op wat we in de eerste lezing over God vernemen uit het boek Wijsheid 12,13.16-19. “Naast U is er geen andere God…etc.”. Ook hier het volgehouden aanspreken van God met “Gij” en zelfs alleen maar dit. Maar aangezien Gods macht  en rechtvaardigheid gepaard gaan met zijn zachtheid en goedertierenheid, ligt in de lezing besloten dat een smeekbede van de kant van de mens met vertrouwen kan worden gericht.