22ste zondag door het jaar: psalm 15

Psalm 15 omvat slechts 5 verzen en dient dan ook in zijn geheel als tussenzang/antwoordpsalm. Van belang is een vergelijking te maken tussen de tekst van de psalm in de versie van de bijbel zelf en de tekst van de psalm in de versie van de tussenzang in de liturgie. Ik ga daarbij voorbij aan de woorden van de vertaling. Ieder die Nederlandse vertalingen van een bijbeltekst met elkaar vergelijkt begrijpt onmiddellijk het voort durende verschil van inzicht op dit punt. Het gaat mij zoals altijd om de verzen en versdelen alszodanig.

In het missaal voor zon- en feestdagen staat vers 1 als een motto boven de eigenlijke tekst en dan nog alleen de eerste regel van dat vers: “Heer, wie mag te gast zijn in uw tent ?” Natuurlijk is juist dit versdeel erg geschikt in het kader van een dienst in de kerk en dat het tweede versdeel van vers 1 in het motto niet geciteerd wordt is begrijpelijk: “wie mag verblijven op uw heilige berg?”

Aan de antwoordpsalm in het missaal is verder opvallend dat de indeling in strofen niet het patroon volgt van de thematische structuur en literaire vorm van de psalm. Aan vers 2 is vers 3a toegevoegd terwijl in de canonieke tekst 3a hoort bij 3 b en c, omdat dit een drievoudige opsomming van negatie van verwerpelijk gedrag is. En vers 2 van zijn kant op positieve manier een drievoudige opsomming is van het goede gedrag. Dat in de versie van het missaal vers 4c verbonden is met vers 5 a en b doet wel recht aan de structuur van de thematische inhoud van de psalmtekst (de canonieke versindeling klopt hier niet). Want zo ontstaat een strofe met een drievoudige opsomming van goed gedrag in het zakenleven.

Vers 5c is terecht als los sluitstuk opgevat: “Wie zich zo gedraagt, zal niet wankelen in eeuwigheid.” Vers 4 a en b tenslotte is een min of meer op zichzelf staande algemene typering van het goede levensgedrag in de vorm van een tegenstelling: het verachten van boosdoeners en het in ere houden van de dienaars van de Heer.

De eerste lezing uit Deuteronomium 4,1-2.6-8 (vers 5b dient hier ook vermeld) betreft de oproep van Mozes aan Israel te handelen naar de voorschriften en bepalingen van de Heer. Daarmee is het antwoord al gegeven op de vraag waarmee de psalm opent. Die vraag is van meet af aan een retorische.