24ste zondag door het jaar: psalm 116

In de Oud Griekse vertaling (de Septuaginta) is psalm 116 opgedeeld in tweeën: vers 1-9 is psalm 114, vers 10-19 is psalm 115. Het eigen thema van vers 1-9 vinden we in vers 1: De Heer heb ik lief (het eigen thema van 10-19 staat in vers 10: Ik behield mijn vertrouwen)

De tussenzang uit het missaal (in de vorm van 4 strofen van elk vier regels) omvat 1-9. Maar twee elementen van direct communicatieve aard zijn weggelaten. Vers 7, waar de bidder tot zichzelf spreekt: “Ach, kom mijn ziel, kom tot rust, de Heer heeft je goed gedaan” is niet verwerkt in de liturgische tussenzang en in vers 8 – als zodanig wel opgenomen- is de tweede persoon veranderd in de meer verhalende derde persoon. I.p.v. “U hebt mij bevrijd uit de dood…” luidt het daar: “De Heer ontrukte mijn ziel aan de dood”.

De doodservaring speelt een centrale rol in psalm 116,1-9. Vers 3-4 (de 2de strofe van de tussenzang) gaat daar met evenveel woorden over en ook in hetreeds geciteerde vers 8 is dat het geval. Vers 9, het besluit van de psalm, geeft in passende bewoording de ervaring van redding uit de dood weer: “ik mag weer leven onder God oog in het land van de levenden”. Dit is de reden voor het openingsstatement in vers 1: “De Heer heb ik lief, want Hij luistert…”

De eerste lezing uit Jesaja 50,5-9a heeft betrekking op een profeet, tot wie het woord van de Heer gekomen is en die omwille van zijn optreden vervolgens veel te lijden heeft van tegenstanders. De profeet beseft dat hij in zijn recht staat en is er van overtuigd dat de Heer hem zal helpen. De psalm biddend in de eerste persoon heeft de kerkganger het besef dat ook hij/zij behoort tot die eenvoudigen aan wie de Heer bescherming biedt (vers 6).