Goede vrijdag: psalm 31

Individuele nood, die beeldend beschreven wordt (“ik ben gebroken huisraad”) maakt dat iemand wordt uitgelachen door buren en door vijanden bespot wordt. “”Men is mij vergeten als was ik dood” (vers 13), maar vanuit deze diepste ellende klinken daar de roep om hulp, gebaseerd op een diep vertrouwen in Gods redding, en de vermaning aan medegelovigen onverschrokken te zijn (vers 25). Met deze woorden reageren wij op de profetie uit Jesaja (52,13 – 53,12) en laten wij de psalmwoorden in zekere zin herhalen datgene wat daar gezegd wordt over een lijdende dienaar des Heren , iemand “die gestalte had noch luister”, “veracht en door de mensen verstoten”. “Wie is er nog die denkt aan zijn leven” (vers 8) weerklinkt in vers 13 van de psalm. Maar “om zijn zwoegen zal de dienaar licht zien” (vers 11). En het lot van deze lijdende dienaar is – op een heel specifieke manier – ook van betekenis voor anderen: “hij draagt de zonden van velen en is voor zondaars een voorspraak” (vers 12).