18de zondag door het jaar: psalm 90

Oorspronkelijk was in het lectionarium (1970) en dan ook in het Missaal voor Zon- en Feestdagen (1973) de antwoordpsalm ontleend aan psalm 95 “Komt laat ons de Heer met gejubel begroeten……Luistert heden dan naar zijn stem:…nimmer vinden zij rust in Mij”. Maar later is een correctie doorgevoerd. Bij de haast cynische levenswijsheid van Prediker (1,2;2,21-23) “IJdelheid der ijdelheden” past beter psalm 90 (“leer ons onze dagen naar waarde te schatten en zo te komen tot wijsheid van hart”). De antwoordpsalm uit psalm 90 komt ook voor op zondag 23 door het jaar C (4 strofen) en zondag 28 door het jaar B (3 strofen). We kiezen hier voor de versie met 4 strofen.

Psalm 90 telt 17 verzen en slechts 8 verzen zijn verwerkt in 4 strofen van elk 4 regels. Strofe 1 omvat 3+4, strofe 2: 5+6. Tegenover de eeuwigheid van God wordt de eindigheid van het menselijke bestaan op realistische wijze onder ogen gezien. Met beelden, ontleend aan de natuur en de natuurlijke gang van zaken: stof, jaren en dag, gisteren, nachtelijke slaap, droom in de ochtend, gras op het veld, morgen en avond, worden de feiten van het kortstondige mensenleven onder ogen gezien. Dit gebeurt hier aanvankelijk a.h.w. op neutrale wijze. Doordat vers 7-11 niet zijn verwerkt ontbreekt in de antwoordpsalm het element van de toorn Gods, die in deze natuurlijke gang van zaken tot uiting komt. Nu volgt in de eerste helft van strofe 3 vers 12 als een logisch te verwachten bede: “Leer ons onze dagen naar waarde schatten en zo komen tot de wijsheid van hart”. (“naar waarde schatten”…Prediker doet dat op zijn manier).

Maar vanaf de tweede helft van strofe 3 gaat de bede op een andere toon verder, de toon van de klacht : “laat af, Heer, hoe lang nog pijnigt Gij ons ? weestoch uw dienaars genadig”. De Heer. die met een enkel woord het mensenkind doet terugkeren tot stof, wordt gevraagd zich om te keren, terug te keren. In plaats van de mens te pijnigen met een diep besef van vergankelijkheid wordt van de Heer verwacht dat Hij de mens doet delen in Zijn eigen leven en werken. De slotstrofe, waarin vers 14 en 17 zijn verwerkt, luidt:

Verleen ons van nu af uw rijkste zegen
En laat ons heel ons leven gelukkig zijn.
Uw zegen, Heer God, moge over ons waken,
Bestuur onze handen bij al wat zij doen.